Centrale toetsen en eindopdrachten
In de Beroepsopleiding Advocaten leggen advocaat-stagiairs zes centrale (digitale) toetsen af: voor de major, minor, twee grote keuzevakken, Jaarrekeninglezen en Beroepsattitude en beroepsethiek (na module 3).
In de toetsen van de Beroepsopleiding Advocaten wordt gebruikgemaakt van zowel meerkeuzevragen als open vragen. Meestal bevat een toets beide vormen van vragen. De examencommissie van de Beroepsopleiding Advocaten stelt het toetsplan op. In het toetsplan staat onder meer aangegeven op welke wijze de onderdelen van de Beroepsopleiding Advocaten worden getoetst. Het toetsplan per leerlijn vindt u in de digitale leeromgeving.
Toetsen worden beoordeeld met een voldoende of een onvoldoende. Heeft een advocaat-stagiair een onvoldoende gehaald voor een toets, dan bestaat de mogelijkheid om de toets te herkansen. Per vak kan een advocaat-stagiair maximaal driemaal een toets afleggen.
Vakbeschrijving als leidraad
Het uitgangspunt voor de inhoud van de toets is dat de advocaat-stagiair dient aan te tonen dat hij of zij op postacademisch niveau kennis en inzichten heeft verworven in het desbetreffende vak en in staat is deze kennis en inzichten toe te passen in de praktijk. De maatstaven waaraan wordt getoetst, zijn gebaseerd op de voor elk vak van de Beroepsopleiding Advocaten opgestelde vakbeschrijvingen en de daarin opgenomen toetstermen.